Indien u in aptitude naar een pakket zoekt of een weergavelimiet instelt, wordt de tekenreeks die u ingeeft een “zoekpatroon” genoemd. Het meest basale gebruik van zoekpatronen is zoeken naar een pakket op naam, maar aptitude laat u ook toe om veel complexere zoekopdrachten aan te maken. Naast de visuele interface kunnen ook een aantal operaties aan de commandoregel gebruik maken van zoekpatronen. Zie Referentiegids voor de commandoregel voor details.
Een zoekpatroon bestaat uit een of meer voorwaarden (soms
“termen” genoemd). Pakketten beantwoorden aan het patroon als
ze aan alle termen ervan beantwoorden. Termen beginnen meestal met een
vraagteken (“?”), gevolgd door de naam van de term die aangeeft
waarop de term zoekt: de term ?name
zoekt bijvoorbeeld naar eraan
beantwoordende pakketnamen, terwijl de term ?version
op zoek gaat naar
eraan beantwoordende pakketversies. Tenslotte worden eventuele bijkomende
parameters voor de zoekterm tussen haakjes geplaatst (zie de documentatie
over de individuele termen voor de details over wat de betekenis is van de
parameters van elke term).
![]() | Opmerking |
---|---|
Tekst waaraan geen “?” voorafgaat, geeft ook een zoekpatroon
aan: aptitude zal elk woord (of tekenreeks tussen aanhalingstekens)
beschouwen als het argument voor een |
![]() | Waarschuwing |
---|---|
In dit gedrag van aptitude wanneer het een zoekpatroon zonder voorafgaand
“?” (of “~”) opgegeven krijgt, wordt voorzien om
interactieve opzoekingen comfortabeler te maken en zal in latere uitgaven
veranderingen ondergaan. Scripts die |